Recht op hulp is soms goed maar maakt ons ook afhankelijk

Recht op hulp is soms goed maar maakt ons ook afhankelijk.

Het zorginfarct is er al. De vraag naar zorg is sterk gestegen. Dat geldt ook voor de hulp vanuit de Wet Maatschappelijke ondersteuning. Ondertussen loopt het aantal hulpverleners niet gelijk mee op.

In 2023 kregen in Nederland 1,1 miljoen mensen hulp via de Wmo. De huishoudelijke ondersteuning is met 27 % gestegen sinds vier jaar geleden het abonnementstarief werd ingevoerd (d.w.z. een bijdrage onafhankelijk van het eigen inkomen).  Die stijging zit vooral bij de hoge inkomens.
De toenemende hulpvraag is onhoudbaar maar nog belangrijker is dat we onze sociale redzaamheid inleveren. Het bieden van ondersteuning vraagt om een andere benadering.

Iedereen is op de eerste plaats, samen met zijn of haar naasten verantwoordelijk voor zijn eigen leven, eigen problemen en eigen gezondheid. Als het niet meer lukt om je eigen hulpprobleem op te lossen dan is er een sociale omgeving die daarbij kan helpen.
Pas als je je eigen problemen niet kunt oplossen en je omgeving dat ook niet (meer) kan, of er niet meer is, dan is het mooi dat er betaalde professionele en/of verzekerde zorg is.
De professionele zorgverlener kan dan grofweg uit drie benaderingen kiezen. Hij/zij kan het probleem overnemen en proberen op te lossen. Hij kan ook mensen helpen om hun eigen vraagstukken zelf op te lossen. Hij kan zich ook richten op het activeren en steunen van de sociale omgeving (familie, buren kennissen) om de patiënt/cliënt te helpen.
Helemaal vreemd in de zorgwereld was dat niet. Wijkverpleegkundigen, bijvoorbeeld, hielpen 25 jaar geleden mensen door ze nog zoveel mogelijk zelf te laten doen. Zij organiseerden ook zorg door mensen in de omgeving, waar mogelijk, bij de hulp te betrekken. Dat kost op korte termijn meer tijd maar op lange termijn is het besparend. De Haagse bemoeienis, bureaucratische indicatiestelling, betaling naar tijd per handeling maken dat al langere tijd onmogelijk. Stimuleren en organiseren kan niet meer. Zorg van mensen overnemen is nu de opdracht, en dat is dus eigenlijk niet de bedoeling van hulp.
Krachtens de Zorgverzekeringswet hebben mensen recht op zorg. Ze hebben immers premie betaald. Vaak is dat ook goed. Een gebroken arm kan maar beter gewoon gezet worden. En ook mensen met lichamelijke aandoeningen door geboorte of een ongeluk (pech) moeten gewoon geholpen worden.
Voor de Wet langdurige zorg (Wlz) geldt iets vergelijkbaars. Mensen met een indicatie voor de Wlz krijgen zorg en betalen een eigen bijdrage naar rato van hun inkomen. Dat past ook bij solidariteit om noodzakelijke hulp of zorg te betalen, wanneer dat kan. Als iemand dat niet kan betalen, dragen we die kosten met z’n allen.
In die zin zou een eigen bijdrage naar rato van het inkomen ook passend zijn binnen de Wmo. De eigen bijdrage is per 2024 verhoogd van € 19, – per maand naar € 20,60 per maand.
Er is een wetsvoorstel om de eigen bijdrage voor de Wmo met ingang van 2026 inkomensafhankelijk te maken. Dit voorstel moet nog in de tweede en eerste kamer behandeld worden.  Tot die wet is aangenomen kunnen ook mensen die zelf een schoonmaakster, een scootmobiel of traplift kunnen betalen, deze krijgen via de gemeente.

De Wet maatschappelijke ondersteuning, de term zegt het al, is geen zorg. Het is een ondersteuning van mensen die anders niet onder redelijke omstandigheden zelf thuis kunnen blijven wonen. De gemeente is verplicht de ondersteuning te bieden die mensen mogelijk maakt om zelfstandig te blijven wonen en deel te kunnen nemen aan de samenleving. De gemeente onderzoekt, alvorens de hulp te bieden, de behoefte en voorkeuren van mensen die hulp vragen. Huishoudelijke hulp, woningaanpassing, begeleiding en ondersteuning van de mantelzorgers zijn voorbeelden van hulp vanuit de Wmo.
De gemeente onderzoekt ook de mogelijkheden van de hulpvrager om op eigen kracht zijn zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving te verbeteren, eventueel met behulp van naasten.
Nogal wat mensen kunnen eventueel met hulp van anderen, misschien gedeeltelijk, zelf hun huishouden voeren. Zij hoeven dan geen of beperkt hulp. De gemeente kan familieleden en anderen in de omgeving van een hulpvrager niet verplichten om hulp te bieden. Ook wordt er soepel omgegaan met de vermogens- en inkomenstoets.  Er wordt dan hulp geboden vanuit de Wmo die strikt genomen niet nodig zou zijn.
Dat lijkt op korte termijn gunstig.  Op langere termijn maakt het mensen echter afhankelijk.  omdat mensen hun eigen mogelijkheden minder benutten.  Zij worden ook minder geholpen door hun naasten maar vooral door beroepskrachten op kosten van de gemeenschap.
Belangrijker dan recht op zorg is dat we vanuit gemeenschapszin de plicht hebben om elkaar te helpen. We dienen solidair te zijn in het bieden van zorg en hulp. Maar het is ook solidair als de hulpvragers geen zorg of ondersteuning vragen als ze het op eigen kracht kunnen of samen met hun naasten. Solidariteit komt van twee kanten. Het overbieden van zorg en hulp maakt mensen minder redzaam en het verschraalt de hulp voor elkaar. Het haalt de cement uit onze samenleving.